Samen met Iliasse Toguyeni, mijn Burkinabése levenspartner, vertrek ik zondag 5 mei 2002 voor een bezoek van drie weken aan Burkina Faso. Ditmaal wordt het een combinatie van familiebezoek in Fada N’Gourma, bezoek aan vrienden in Ouagadougou, bezoekje aan mijn collega die net haar post bij het Ministerie van Milieu afrond, een beetje ‘netwerken’ tijdens de Nederlandse borreluurtjes op zaterdag én last-but-not-least de lopende activiteiten van het Comité Niou bezichtigen.

Het is mei, een periode dat iedereen je voor gek verklaard om juist dan naar West-Afrika te vertrekken! Het is warm, zeg maar gewoon heet. De temperatuur schommelt rond de 42ºC en het maakt bijna niet uit of je in de volle zon staat of in de schaduw. De droge, stoffige, verzengende hitte is overal om je heen….. Maar ik vind het heerlijk! Even energie opdoen in deze super-zonnige omgeving. Hier leef je buiten, ‘s-ochtends vroeg het (klamme) bed uit, ‘s-middags even dutten nadat je de buik vol hebt gegeten aan rijst met een prutje en ‘s-avonds lekker aan het inheemse bier: een Brakina of Sobebra. Geweldig! Wel voel je de aarde snakken naar een regenbui, voel je de gespannen verwachting van de bevolking of de regens dit jaar op tijd gaan komen. Het gonst door het hele land als het ergens in een dorpje heeft geregend. Mensen vertellen hoopvol het nieuws aan elkaar door. De zakken met zaaigoed staan in stille afwachting klaar om uitgestrooid te worden over de akkertjes.

En ik? Ik voel me uitverkoren om hier weer even te mogen zijn. Temidden van deze immer gekscherende mensen, die met een lolletje de ander een hak proberen te zetten. Want de regel is dat diegene met het beste verhaal of grol, het minste neertelt voor zijn/haar aankopen. Je moet er natuurlijk de tijd voor kunnen nemen, en dat lukt ons westerlingen eigenlijk nooit…. vandaar ook de hogere prijzen voor ons, gehaast volk. Voor mij is het goed, drie weken lang straattheater in het vooruitzicht.

Maar goed, er moeten ook zaken gedaan worden! De ochtend na onze aankomst bel ik onze contactpersoon Pierre Kaboré en maak de afspraak dat we elkaar op maandag over een week (13 mei) treffen om 9.00uur voor het Hotel Independance. Niet dat ik daar logeer! Dat doe je alleen als je op een (goedbetaalde) missie bent. Maar iedereen weet het hotel te vinden en proberen aan Pierre wijs te maken waar ik woon, zou me in mijn beste Frans niet lukken. Sterker nog. Als Iliasse het op zijn heupen zou krijgen en mij op de eerste dagen van onze vakantie midden in de stad zou laten staan, dan moet ik bekennen dat ik waarschijnlijk de weg naar onze ‘logeur’ niet terug vind. Dus houd ik Iliasse zittend achterop de ‘P-cinquante’ in de houdgreep en antwoord al stuiterend door de kuilen op het ijzeren frame van de brommer op zijn vraag “Pardon cherie. Ça va?” “Ouaaaai, oui ça va!” Laat staan hoe het is om na een lunch weer achterop plaats te moeten nemen, want volgens mij kan je dan gewoon een ei bakken op zo’n brommer! Maar goed, adressen bestaan nu eenmaal niet, laat staan huisnummers. Dat is niet helemaal waar, de gemeente is momenteel druk met het verstrekken van huisnummers, maar om het feest compleet te maken worden veel huizen direct weer hernummerd. Zo is de chaos compleet en blijft iedereen je via onbegrijpelijke uitleg ‘na de derde boom links, tweede six-mètre naar rechts …’ wegwijs maken. Overdenkend hoe luxueus ik 10 jaar geleden in Burkina Faso woonde, werkte en zelf een 4-WD bestuurde klim ik weer achterop de P-50 van mijn lief.

Een week later sta ik met een foto van Pierre in mijn hand alle zwarte mannen te begluren en vraag mij af hoe ik hem hiertussen moet herkennen! Plots staat een man, Pierre genaamd, met een brede grijns vlak voor me. In elk geval heeft hij me herkend, en wel aan het feit dat zo’n zwart-wit stelletje toch opvalt. We nemen plaats in de bolide van Pierre, een Renault 4 Frigolette. Deze aankoop van het Comité heb ik zeer gewaardeerd! Over alle ontmoetingen en tussenstops zal ik hier echter niet uitwijden, daarvoor is het inhoudelijke reisverslag uitgevonden. Maar Pierre had wel een verrassing voor mij in petto en daarvan wil ik je wel graag op de hoogte brengen. Want sinds een tijdje waren wij als Comité op zoek naar nieuwe uitdagingen en die vinden we dit laatste jaar steeds verder ‘weg van de snelweg’. Dat wil zeggen dat we na toch zo’n 20 jaar in één gebied geconcentreerd bezig te zijn geweest ons rayon naar het oosten aan het verleggen zijn en daarbij ook de wat makkelijker te bereiken gebieden links laten liggen en echt ‘en brousse’ gaan. Nu, daarheen werd ik ontvoerd door Pierre. Het zandpad werd al maar smaller, zodat ik het zelfs op een fiets lastig mijn weg zou vinden. Maar goed, na deze escapade is mijn vertrouwen in Pierre zijn stuurmanskunsten alleen maar toegenomen. Hij maakte het trouwens helemaal spannend door voor vertrek uitgebreid de lucht te inspecteren en toe te geven dat hij een onderbuikgevoel had dat het zou gaan regenen en dan…. zouden we vast komen te zitten aan de andere kant van een ‘bas-fond’. Ik glom helemaal, prima! Daar ben ik altijd wel voor te porren. Dat viel uiteindelijk mee (of tegen net hoe je het bekijkt) en we hebben een onvergetelijke dag doorgebracht met de bevolking van het dorp KAKIM.

Het plaatje compleet, groepje vrouwen onder de ene boom, groepje mannen onder de andere boom en dan maar wachten op wat komen gaat… namelijk een bezoekje door het Comité! De trotse chef van het dorp laat de nieuw gegraven put zien, ze zijn op diepte en de eerste cementen ringen (ter versteviging van de aardenwanden) zijn op hun plek gebracht. Want hier wordt een groetentuin van 1ha groot voor de vrouwen – en daarmee voor het hele dorp – aangelegd. Naast deze put zullen ze nog een drietal nieuwe putten moeten graven. Terwijl ik de videocamera laat draaien, denken ze dat ik foto’s maak en blijven allen statisch voor zich uitstaren met de chef in hun midden. Totdat ze het door hebben en dan weten ze van de gekkigheid niet meer wat ze moeten doen om zoveel mogelijk op te vallen.
Het zijn de veldjes die we vandaag met zijn allen gaan inmeten. Iemand loopt met de baak (lange meetlat) en een sliert kinderen achter hem aan het veld in, terwijl Pierre de theodoliet installeert (soort niveaukijker). Na wat plussen en minnen wordt berekend dat er 40 veldjes van elk 250m2 zullen worden ingemeten. Op de lijst heeft Pierre ruim 35 namen staan van enthousiaste vrouwen. Een paar dagen later komt het bericht dat alle percelen zijn vergeven en dat hij zelfs enkelen teleur moet stellen. Zelf houdt Pierre één perceel als instructieperceel. Daarop zal deels geen bewerking plaatsvinden en deels Terracottem worden ingebracht om duidelijk te kunnen laten zien wat de effecten hiervan zijn.

Het inmeten van de veldjes is een spektakel. Zeer geconcentreerd worden aan de ene zijde om de 10 meter piketten geslagen en aan de andere zijde om de 25 meter. Hierbij speelt de man met de baak een belangrijke rol, die wordt op zijn plaats gemanoeuvreerd onder de (soms tegenstrijdige) aanwijzingen van diverse mensen. Zodra die op een goedgekeurde plek staat, worden de piketten ‘ingezicht’. Een groepje jongens liggen zo’n beetje op hun buik in het gras en kijken over en door elkaar heen naar het meetlint, de baak en de in te zichten piket. Het uiteindelijke resultaat mag er wezen… het klopt zowaar. Ik heb eerlijk aan Pierre bekend dat ik daar een hard hoofd in had. De hele stoet van mannen en jongens volgen per piket het gebeuren rondom het veld ”à gauche…. non non à droite, okéé, tappez-le!’ Mannen met een hak over de schouder, in gebruik als hamer, anderen hun armen vol met piketten. Groepjes mannen zitten van takken de piketten te maken, het gezoef van hun machetes is hoorbaar. Enneh… toch even ter herinnering het is en blijft 42 ºC en we zijn met zijn allen in de volle zon bezig. Opvallend is dat de vrouwen niet meedoen aan deze rondedans, wel worden we angstvallig in de gaten gehouden en ongetwijfeld becommentarieerd. Zij zitten daar met hun kinderen onder de bomen… en wachten af. Hun toekomstige werk op deze veldjes zal zwaar genoeg voor ze zijn! De verdeling van de veldjes tussen de vrouwen wordt op hun verzoek door hen zelf op een later tijdstip gemaakt. En dan volgt de gewoonlijke afsluitingceremonie: iedereen (man, vrouw, kind) komt om ons heen staan en de chef spreekt ons eerst toe, met natuurlijk honderd-en-één bedankjes aan het adres van het Comité en de toezegging dat de putten gegraven zullen worden en veldjes met toewijding aangelegd en bewerkt zullen worden. Tijd voor discussie, vragen worden gesteld, plannen worden gemaakt en dan krijg ik het woord. En natuurlijk zeg ik hen toe dat ik de vandaag getoonde inzet van Kakim zal roemen in Nederland, en dat ik hoop dat in november 2002 al een aantal veldjes bewerkt kunnen worden, maar dat dit nog een enorme inzet vergt van mannen én vrouwen. Pierre fluistert me wat in mijn oor…. en ik vul aan dat … het Comité de materialen levert (gieters, emmers, cement, Terracottem,…) maar dat daar dan wel tegenover staat dat de bevolking de man/vrouwkracht levert. Na een vruchtbare middag staat het hele veld vol met piketten en nemen Pierre en ik afscheid. Samen hobbelen we over de ezelpaadjes terug naar de meer ‘bewoonde’ wereld. Op de asfaltweg neem ik afscheid van Pierre, een kordate professionele kracht en oprecht een aanwinst voor het Comité en daarmee ‘onze’ man in Burkina Faso!

Madeleine Inckel